- Home
- Poëzie
- In opdracht In opdracht


In opdracht
- Beschrijving
Ik lijk verloren als ik je niet vind.
In dorre bladeren woelt en zoekt de wind,
hij spreidt en jaagt bijeen, is even stil:
ik hoor je adem tot hij weer begint.
In het dichterschap van Wiel Kusters is na het verschijnen van zijn verzamelde gedichten (Leesjongen, Uitgeverij Cossee, 2017) een nieuwe en productieve fase aangebroken. Tot de resultaten daarvan behoort, naast een omvangrijke bundel langere gedichten waaraan nog gewerkt wordt, een reeks van achtenveertig kwatrijnen, die zich eind 2018 in korte tijd aan hem opdrongen. Zelf heeft hij het gevoel dat hij ze 'in opdracht' schreef. Maar in opdracht van wie?
De reeks gaat over verlies. Over de afwezigheid van nabije mensen. Over een gemis dat bij vlagen misschien een beetje gecompenseerd kan worden door de 'ander' in jezelf en in je taal te herkennen. Die even vertrouwde als vreemde ander, met wie je je kunt confronteren, zodat je de illusie kunt koesteren van een korte ontmoeting.
Zoals in het hierboven geciteerde kwatrijn, waar 'de wind' en 'je adem' verwisselbaar lijken, met een emotionerende verwarring als gevolg: hoor je de adem van de dode tot de wind opnieuw begint te waaien, of hoor je hem, die adem, als illusie, tot hij in werkelijkheid herbegint – hetgeen niet zal gebeuren?
Kwatrijnen, vier regels per keer, niet meer, maar naar gevoelige en geduldige lezers zullen ervaren: dat is in deze poëzie toch ook zeer veel. Misschien kan de dichter ook voor wie hem langzaam leest en herleest een herkenbaar vreemde ander zijn.
Meer over de auteur
Geboren te Kerkrade, 1 juni 1947. Studeerde van 1968-1973 Nederlandse taal- en letterkunde, met als hoofdvak Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw en als bijvakken sociale en economische geschiedenis en algemene taalwetenschap in Nijmegen (cum laude) en promoveerde in 1986 te Utrecht met het proefschrift De killer. Over poëzie en poëtica van Gerrit Kouwenaar. 1986-1987 gasthoogleraar aan de Freie Universität Berlin. Sinds 1989 verbonden aan de Universiteit Maastricht als hoogleraar algemene en Nederlandse letterkunde. Van 1991-1993 decaan van de Faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen.
Lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Was lid van de Raad voor Cultuur (portefeuillehouder Letteren), redacteur van De Gids, Tijdschrift voor Geneeskunde en Ethiek, DWB, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, en van het televisieprogramma Boeken (VPRO). Was als literair medewerker verbonden aan NRC Handelsblad, de Volkskrant en KRO-radio.
In zijn literaire werk heeft hij zich sinds 1975 diepgaand (maar niet uitsluitend) beziggehouden met leven en werk van de Limburgse mijnwerkers en hun gezinnen. Enkele titels: Een oor aan de grond (1978), Het mijnmuseum (1981), Een bezoek aan de leermijn (1984), Zegelboom (1998), Versteende wouden. Mijnen en mijnwerkers in woord en beeld (samen met Jos Perry, 1999), De onweerzitting (2000), Koempel, adieë! (2005), (samen met de fotograaf Frans Welters), Als kind moest ik een walvis eten (2002) en Zielverstand (2007). Hij publiceerde ook gedichten voor kinderen en werk voor toneel, naast vertalingen in boekvorm van dichters als Oskar Pastior en Marin Sorescu. Op dit moment werkt hij samen met Benno Barnard en Huub Beurskens aan een vertaalde bloemlezing uit het werk van W.H. Auden.
Voor zijn literaire werk en voor zijn rol als stimulator van het letterkundig leven in Limburg ontving hij in 1990 de Sphinx Cultuurprijs. In 2007 werd hem de Eremedaille der Provincie Limburg toegekend ‘in verband met zijn veelzijdige en belangrijke literaire verdiensten op literair gebied en voor de cultuurhistorie in Limburg'.In 2010 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.