- Home
- Wiel Kusters
- Eikenhout en zinkviooltjes Eikenhout en zinkviooltjes


Eikenhout en zinkviooltjes
- Beschrijving
Jan Hanlo (1912-1969) was niet alleen een unieke dichter en prozaïst, die vijftig jaar na zijn dood nog steeds nieuwe lezers weet te winnen en wiens Verzamelde gedichten nog geregeld herdrukt worden, maar ook een groot en fervent brievenschrijver. Toen in 1989 bij Uitgeverij G.A. van Oorschot Hanlo’s Brieven. Deel I en Deel II verschenen, ontbraken daarin de berichten en brieven die hij in de jaren vijftig en zestig richtte aan de tijdschriftredacteur (Galerie Zuid, De Bronk), dagbladjournalist en dichter Willem K. Coumans (1930-2006). In Eikenhout en zinkviooltjes zijn deze bijeengebracht door Wiel Kusters, die er een inleiding en toelichtingen bij schreef.
In zijn correspondentie ging Jan Hanlo grote onderwerpen, zoals het probleem van goed en kwaad en de vrije wil, niet uit de weg. Maar ook kleine kwesties konden hem buitengewoon interesseren. De brieven die hij aan Coumans schreef, zijn niet gewijd aan grote filosofische kwesties, maar zijn daarom niet minder typisch ‘Hanlo’. Zoals in de passages waarin hij schreef over zijn verhouding tot de Vijftigers of over een avond en een nacht carnaval vieren in Roermond en Venlo.
Eikenhout en zinkviooltjes werpt ook licht op de vroege literaire activiteiten van de nu wat vergeten Willem K. Coumans, waarbij ook diens (en Hanlo’s) vriendschap met de Roermondse kunstenaar René Wong en zijn vrouw Harjo Bastiaans ter sprake komt. Daarnaast dragen deze brieven bij aan onze kennis van het Limburgse culturele milieu, waarmee Jan Hanlo, die was opgegroeid in Deurne en Valkenburg, ook in zijn Amsterdamse jaren nauw verbonden bleef.
Verschijnt in december.
Meer over de auteur
Geboren te Kerkrade, 1 juni 1947. Studeerde van 1968-1973 Nederlandse taal- en letterkunde, met als hoofdvak Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw en als bijvakken sociale en economische geschiedenis en algemene taalwetenschap in Nijmegen (cum laude) en promoveerde in 1986 te Utrecht met het proefschrift De killer. Over poëzie en poëtica van Gerrit Kouwenaar. 1986-1987 gasthoogleraar aan de Freie Universität Berlin. Sinds 1989 verbonden aan de Universiteit Maastricht als hoogleraar algemene en Nederlandse letterkunde. Van 1991-1993 decaan van de Faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen.
Lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Was lid van de Raad voor Cultuur (portefeuillehouder Letteren), redacteur van De Gids, Tijdschrift voor Geneeskunde en Ethiek, DWB, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, en van het televisieprogramma Boeken (VPRO). Was als literair medewerker verbonden aan NRC Handelsblad, de Volkskrant en KRO-radio.
In zijn literaire werk heeft hij zich sinds 1975 diepgaand (maar niet uitsluitend) beziggehouden met leven en werk van de Limburgse mijnwerkers en hun gezinnen. Enkele titels: Een oor aan de grond (1978), Het mijnmuseum (1981), Een bezoek aan de leermijn (1984), Zegelboom (1998), Versteende wouden. Mijnen en mijnwerkers in woord en beeld (samen met Jos Perry, 1999), De onweerzitting (2000), Koempel, adieë! (2005), (samen met de fotograaf Frans Welters), Als kind moest ik een walvis eten (2002) en Zielverstand (2007). Hij publiceerde ook gedichten voor kinderen en werk voor toneel, naast vertalingen in boekvorm van dichters als Oskar Pastior en Marin Sorescu. Op dit moment werkt hij samen met Benno Barnard en Huub Beurskens aan een vertaalde bloemlezing uit het werk van W.H. Auden.
Voor zijn literaire werk en voor zijn rol als stimulator van het letterkundig leven in Limburg ontving hij in 1990 de Sphinx Cultuurprijs. In 2007 werd hem de Eremedaille der Provincie Limburg toegekend ‘in verband met zijn veelzijdige en belangrijke literaire verdiensten op literair gebied en voor de cultuurhistorie in Limburg'.In 2010 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.