Mooi vormgegeven boeken met een culturele, historische of literaire insteek
Witte raaf onder zwarte kraaien

Witte raaf onder zwarte kraaien

Theo Schouw

ISBN9789079226894
Aantal pagina's428
UitgaveHardcover
UitgeverLeon van Dorp
Verschijningsdatum10 mei 2022
€35.00

De priester-dichter Jacques Schreurs (Sittard, 1893 – Weert 1966) was kapelaan onder mijnwerkers en woonwagenbewoners in Limburg. Hij is de Eric Odekerke, uit zijn auto­biografische roman Kroniek eener parochie, dat door de KRO als Dagboek van een Herdershond werd uitgezonden en miljoenen kijkers trok.

Schreurs haalde fel uit naar de mijnbaronnen en de geestelijkheid. Hij kwam op voor ­jongens met mijnangst, hun onderbetaalde vaders en te kinderrijke, overbelaste moeders. Het werd hem niet in dank afgenomen. Hij kreeg veel anonieme verwijten (taakverwaar­lozing) en verdachtmakingen (relaties met vrouwen) over zich heen. Hoewel hij als romanschrijver werd vergeleken met Arthur van Schendel en als dichter met Gezelle, Gorter en Boutens werd hij toch vaak ál te kortzichtig slechts ‘gewaardeerd’ als de lichtvoetige, ­lyrische Limburger en propagandist van de goede God. Hij had weinig contact met andere literatoren, ondanks zijn talrijke bijdragen aan de literaire tijdschriften. Zoveel te meer met beeldend kunstenaars.

De handigste was hij niet. Zijn gratiepleidooi voor de ter dood veroordeelde NSB-leider Anton Mussert en zijn oproep mildheid te betonen jegens collaborateurs zette veel kwaad bloed. Als ex-gedetineerde van het ‘Oranjehotel’ én als priester meende hij recht van ­spreken te hebben. Uiteindelijk werd hij benoemd tot rector in kleine zusterkloosters en vrijgesteld voor literair werk. Een enorme productie volgde. Hij was een schrijfdier. Hoewel zijn priesterschap de waardering voor zijn werk parten speelde – het antiklerikalisme groeide – bleef hij het ambt trouw. Wel voelde hij zich steeds eenzamer.

Nederlands laatste grote priester-dichter, die dankzij radio en televisie en zijn gevarieerde ­oeuvre – toneel, romans, biografieën, korte verhalen, gedichten en gezangen – een stempel drukte op generaties (katholieke) Nederlanders stierf ‘eenzamer dan ik ben ingegaan’. Juist op tijd droeg ­minister van onderwijs Jo Cals hem op Gedichten over de Ouderdom te ­schrijven. Een officiële erken­ning voor de man – witte raaf onder zwarte kraaien – die geen enkele onderscheiding werd ­gegund. Hij verdient alsnog een praalgraf in Stein, waar hij werd begraven. En een biografie.

Recent verschenen

Een Heerlense ziel
Een Heerlense ziel Het dagboek van scholier Jef Oostwegel 1933,1934
Auteur

Camille Oostwegel sr.

DagboekJa, pubers, leer ze mij kennen. Ik was een nakomeling van zes broers die allemaal achtereenvolgens de puberteit doormaakten. Moeilijke knapen, gierende hormonen. Het is ook allemaal te lezen in het dagboek van de jonge Jef Oostwegel. Toch heb ik nooit een jongen gekend die ‘dagboek’ schreef. Wat bezielde hem om dat wel te doen? Bij de eerste pagina begint hij heel dreigend: Wie zich de brutaliteit veroorlooft de inhoud hiervan door te lezen is de grootste schoft die ik ooit in m’n leven ontmoet heb en zal ontmoeten. Toch laat hij 3 januari zijn dagboek al aan een vriend lezen.Ofschoon hij schrijft in 1933 en 1934 is voor mij nog veel herkenbaar. Het dagelijks naar de kerk gaan. Goede Vrijdag geen vlees eten. De zondagen, ook gevuld met mis en vesper. Herkenbaar dus.Hij moet wel een bijzondere belangstelling voor film hebben gehad want hij gaat vaak met vrienden of alleen naar de bioscoop en vindt het belangrijk dat te noteren. Om ‘de ­namen van de film altijd als een herinnering voor later, als dit manuscript eens zijn waarde zal hebben.’ De titels, de acteurs en soms geeft hij in het kort zijn mening.Het puberale verlangen naar een vriendin is ontroerend evenals de verlegenheid om zo’n meisje aan te spreken. Het komt vaak voor in dit dagboek. Op 14 mei zit hij naast Nora aan de communie­bank waar hij ‘de stroom die van haar uitgaat tot in de dikke teen voelt.’Maar na een paar maanden merkt hij dat de dagelijkse aantekeningen spanning missen. Die twijfel komt wel vaker terug. Zo ook op 10 juni. ‘Het is iedere dag hetzelfde.’ Bij herlezing wordt hij beroerd van zijn eigen gezwam.Ja. meisjes, avontuur met vrienden, uitgaan, dat is wat een puber wil en dat wil hij ook. Genieten van vakantie en de pest in hebben als die weer voorbij is. De lessen, de leraren, het komt allemaal voorbij met zijn commentaar.Maar op 13 november besluit hij te stoppen met het dagboek om op 18 mei 1934 weer te beginnen maar dan heeft hij ‘alle liefde uit zijn hart verbannen.’ Dat zal niet lang duren. Daar is dit puberale hart te onrustig voor. Maar ondanks zijn dreigement aan het begin van dit dagboek zal met de publicatie zijn diepste wens toch vervuld worden.Het is een interessant tijdsbeeld van jongeren in de vroege vorige eeuw.Rosalie Sprooten, schrijfsterJa, vadersOh, die vadersZe gaan heen, maar ook weer niet want ze keren gauw terug. En ze komen in je dromen, ze komen wanneer je verdrietig bent, wanneer je raad nodig hebt en onverwachts vind je hun schriften in een la, in een kast, waar men denkt dat ze verloren zijn gegaan.Ze zijn niet verloren gegaan, ze komen altijd terug.Geloof je me niet? Blader dan door de schriften van de vader van Camille.Laat ze gaan, laat ze komen.Mijn salam voor hen allemaal en de dierbare van Camille.Kader Abdolah, schrijver